Drs. P Holadie-jee



In dit lied beschrijft de drs. hoe het vroeger bonenpiksters verging. Het vergeten ambacht wordt op liederlijke en humoristische wijze beschreven. Het betreft hier koffiebonen.



Als u ‘s ochtends om een uur of zeven
Wel eens meisjes langs de straat ziet gaan
Die zich zingend naar heur werk begeven
Zult u daar waarschijnlijk paf van staan
Waarom zijn zij, hoor ik u al vragen
Toch zo doelbewust en levensblij
Wel, die meisjes werken alle dagen
In de bonenpikkerij
Ja, dat zijn de bonenpiksters van de bonenpikkerij
‘s Morgens gaan de bonenpiksters naar de bonenpikkerij
Want wat moeten bonenpiksters zonder bonenpikkerij
Daarom horen bonenpiksters in een bonenpikkerij
Een bonenpikster spreekt:
Ja, ook ik ga daag’lijks bonen pikken
Bonen pikken ga ook daag’lijks ik
Dat zijn wonderbare ogenblikken
Telkens als ik bonen pik
Het is niet te vergelijken met muziek of breipatroon
Want er komt nog heel wat kijken bij het pikken van een boon
Als ervaren bonenpikster weet ik altijd wat ik doe
Dikke bonen zijn het dikst, er zijn ook dunne, af en toe
Tal van buitenlui en autochtonen
Pikken in, op, of een graantje mee
Maar als pikster pik ik enkel bonen
Niets dan bonen, ral dal dee
Ik breng trouw mijn pikbroek mede, pikdraad ook eventueel
Picknicktrommel en pikslede, pickles en een pikhouweel
Piktouw, piktoorts en pikblende, dirty pictures in mijn zak
Pikhaak op de schouder en de pikmuts op het schedeldak
Onlangs pikte ik een zeer klein boontje
Dat zich dra ontpopte als een krent
Daarna kwam het toch nog om zijn loontje
Uiteraard kreeg het geen cent
Postkantoren zijn gemixter wat het personeel aangaat
Maar daar mogen ze ook niks terwijl men ons de ruimte laat
Mag ik niet mijn paasbest dragen, nou dan ga ik met de rest
Lekker bij de vakbond klagen en dan krijgt de baas de pest
Op de zaak werkt ook een bonenpikster
Die verzot is op gebakken poon
Schertsend noemt men haar: de ponenbikster
Maar zij vindt het heel gewoon
Als een mede-bonenpikster zich blesseert, da’s ongezond
Met bekwame spoed leg ik steriel verbandgaas op de wond
Paksters plegen mij te honen of zien mij misprijzend aan
Maar ik wil alleen als bonenpikster door het leven gaan
And’ren worden leerling-stikster, bloemenschikster, nageltikster
Degenslikster, ketelbikster, predikster in Medemblik
Kuitenflikster, gatenprikster, perziken-op-sap-inblikster
Maar ik blijf een bonenpikster tot m’n allerlaatste snik
Nieuwenhuis moet zakjes plakken, hi, ha, ho
Bonenpikster, bonenpikster, bonenpikster,
boon!!





Gijlieden die uw baard zo vrolijk in de wind laat wapperen
Gij dichtbegroeide bohemiens, diepzinnigen en dapperen
Let op: er dreigt u groot gevaar
U moet vooral beseffen dat u juist door uw behaardheid
U blootstelt aan het woeden van de zo gevreesde baardmijt
Die zeer bedrijvig is dit jaar
Wacht u voor de baardmijt, de knabbelende baardmijt
Wacht u voor de baardmijt, de baardmijt waart rond
Wacht u voor de baardmijt, de Zuid-Chinese baardmijt
Wacht u voor de baardmijt, de baardmijt waart rond
Ze komen bij miljoenen uit het oosten aangeslenterd
En elke baard of hangsnor wordt onmiddellijk geenterd
En dan als woning ingericht
Het is hier niet de plaats om ze nauwkeurig te beschrijven
Die grijperige poten en die vreemde achterlijven
En dat misdadigersgezicht
Wacht u voor de baardmijt, de dwarsgestreepte baardmijt
Wacht u voor de baardmijt, de baardmijt waart rond
Wacht u voor de baardmijt, de slecht befaamde
Wacht u voor de baardmijt, de baardmijt waart rond
Het is bepaald geen voorrecht om een baardmijt te ontmoeten
Ze wassen nooit hun handen en ze vegen nooit hun voeten
En praten met een volle mond
Ze leven steeds in onmin met hun vele bloedverwanten
Ze plegen ook zich onder zacht geritsel voort te planten
En kijken daarbij loerend rond
Wacht u voor de baardmijt, de wrede sluwe baardmijt
Wacht u voor de baardmijt, de baardmijt waart rond
Wacht u voor de baardmijt, de mysterieuze baardmijt
Wacht u voor de baardmijt, de baardmijt waart rond
Wacht u voor de baardmijt, de subversieve baardmijt
Wacht u voor de baardmijt, de baardmijt waart rond
Wacht u voor de baardmijt, de onbeleefde baardmijt
Wacht u voor de baardmijt, de baardmijt waart rond





De gonzofoon hoort u al in het intro van dit bondige nummer over een kazoo.

Kijk eens wat ik doe: ik blaas op een kazoo
En voeg aldus weer iets aan de muziekhistorie toe
Want doordat ik blaas, ontstaat er een geraas
Waarmee ik de aanwezigen en ook mijzelf verbaas
Maar het duurt niet lang meer of men hoort het her en der
Zelfs in een Te Deum en een Verdi-ouverture
Is ‘t niet wonderschoon, die warme volle toon
En let op de allure van m’n embouchure
Op de plastic gonzofoon






Deze man heeft nog de revolutie van badkuipen meegemaakt. Hij vond het maar ‘nieuwerwetschigheid’ en een ‘rariteit’ blijkens deze tekst vol ironie. En , ja zoals je aan het eind kunt horen leidt het maar tot verdrinking / doen alsof men verdrinkt. En tot losbandigheid, want daar had den dominee al een preek over gehouden.


De burgemeester van ons dorp
Is in de stad geweest
Zijn jongste broer, die koopman is
Gaf daar een bruiloftsfeest
Hij keek daarginds zijn oogen uit
Aan die moderne pracht
En onlangs werd bij hem zoowaar
Een badkuip thuisgebracht
Het heele dorp heeft het gezien
En elk had pret voor tien
En de smid zei tot den bakker
En de slager tot de meid:
“Wat je al niet kunt beleven
Met die nieuwerwetschigheid!”
En de meid zei tot den slager
En de bakker tot den smid:
“Ja, dan kun je nog eens lachen
Als je in zoo’n badkuip zit”
De burgemeester at en sliep
In een beroemd hotel
Met stroomend water uit een kraan
En electrieke schel
Maar aan het einde van de gang
Was een speciaal vertrek
Waarin een echte badkuip stond
Dat was zijn liefste plek
Sindsdien heeft hij geen rust gehad
Tot hij zoo’n ding bezat
En de smid zei tot den bakker
En de slager tot de meid:
“Wat je al niet kunt beleven
Met die nieuwerwetschigheid!”
En de meid zei tot den slager
En de bakker tot den smid:
“Ja, dan kun je nog eens lachen
Als je in zoo’n badkuip zit”
Hij zit nu elken Zaterdag
In deze rariteit
De dominee hield reeds een preek
Omtrent losbandigheid
En in het dorp zegt menigeen:
“‘t Is zonde van het geld”
Maar de notaris heeft, naar ‘t schijnt
Er ook al een besteld
En de beschaving snelt maar voort
Zelfs hier in Dreupeloord
En de smid zei tot den bakker
En de slager tot de meid:
“Wat je al niet kunt beleven
Met die nieuwerwetschigheid!”
En de meid zei tot den slager
En de bakker tot den smid:
“Ja, dan kun je nog eens lachen
Als je in zoo’n badkuip zit”






Het Oor. Een boeiend lied van een stokdove man, die zijn oren heeft afgeschoren en sindsdien schildert als van Gogh. 🙂

Mag ik u even storen
Ja, komt u maar naar voren
Dan kunt u beter horen
Dit wordt een boeiend lied
Ik zeg u plompverloren
Stokdoof werd ik geboren
Ja, doof aan beide oren
Tot algemeen verdriet
Ik zat dus met die oren
En allerlei doctoren
Waaronder professoren
Beroemd en erudiet
Die hadden me bezworen
Mij scherp te laten horen
Hun moeite was verloren
Ik hoor nog steeds geen biet
Muziek van de Azoren
Door galmende tenoren
Met slagwerk en met koren
Met koper en met riet
De treinen die ontsporen
Met alle toebehoren
De eed die wordt gezworen
De koekoek en de griet
Als ook
Gebral van senatoren
Gelal van dronken Moren
De val van meteoren
De knal van dynamiet
Geruis van rizoforen
Gekauw van carnivoren
Gemor van matadoren
Dit alles hoor ik niet
Wat moest ik met die oren
Ik kon er niets mee horen
Maar daarom niet getroren
Een uitweg had ik nog
Ik heb in ‘t ochtendgloren
Mijn oren afgeschoren
Ik voel mij als herboren
En ik schilder als Van Gogh
(Hij schildert zonder oren)
(En hij voelt zich als Van Gogh)






Vrijheidsideaal ; de handigste methode is een bom. het motto is doe wel en zie niet om.

U heeft mij horen zingen van akelige dingen
Van domheid en bederf van moord en brand
Er valt in deze dagen nou eenmaal veel te klagen
Zowel in binnen- als in buitenland
Daarom doet een obade zo nu en dan geen schade
Ik heb het onderwerp al bij de hand
U zult er prijs op stellen dat ik u ga vertellen
Van vrijheidsliefde en van heroiek
In allerlei regionen bevinden zich personen
Die dansen op die heerlijke muziek
Ik zou ze graag vermelden maar noem hier slechts de helden
Afkomstig uit de Ierse republiek
De IRA heeft zeker wel aanspraak op een beker
Voor krijgsmans eer en ridderlijke moed
En wie hen rond ziet stappen in hun vermommingskappen
Die weet de vrijheid is het hoogste goed
Ze zullen nimmer dralen en voor hun idealen
Vergieten zij het geeft niet wat voor bloed
Bezield en onverschrokken ten strijde dus getrokken
De handigste methode is een bom
Herdenkers muzikanten en dan nog wat passanten
Zijn mooie doelen voor het heldendom
Men heeft weer eens bewezen de vijand niet te vrezen
Het motto is doe wel en zie niet om
Hoera voor deze strijders die kranige bevrijders
Ze krijgen het waarachtig niet cadeau
Ze worden soms beschoten en ook wel opgesloten
Maar ongeacht dit grote risico
Verrichten zij hun daden met al hun kameraden
In baskenland en bij de PLO
Natuurlijk deze zeden dateren niet van heden
Ze horen bij het menselijk bestaan
Europa had te lijden in lang vervlogen tijden
Van moordenaars geleid door Dzenghis Khan
Maar betreft de hunnen men moet ze een ding gunnen
Ze kwamen niet met idealen aan







Er woonde eens een Lijke slechte man in een der flaaiste huizen van Yu Nan. Deze man was mandarijn, hij was tevens libertijn en stond algemeen bekend als Li Fu Guan. Bloedelig en zeel kleullijk Oud Velhaal uit Hemelse Lijk.
(Luistel naal oud velhaal uit Hemelse Lijk)
Er woonde eens een rijke slechte man
In een der fraaiste huizen van Yun-nan
Deze man was mandarijn
Hij was tevens libertijn
En stond algemeen bekend als Li Fu Goan
De mandarijn had een intieme knecht
Nog wat slimmer dan hijzelf en even slecht
Deze stond hem trouw terzij
Bij zijn immoreelderij
Daarom was hij zeer aan deze knecht gehecht
(Nedelig oud velhaal uit Hemelse Lijk)
Op een morgen viel de blik van Li Fu Goan
Op de wulpse vormen van juffrouw Mei Tan
Welke vormen zij met zorg
Meer omhulde dan verborg
Tot voldoening van de burgers van Yun-nan
Onze rijkaard riep zijn knecht en sprak: Wu Teh
Volg dat meisje, spreek haar aan en breng haar mee
Als ze mij niet overvraagt
En zich aangenaam misdraagt
Zal ik haar een weekje houden als logee
(Plikkelend oud velhaal uit Hemelse Lijk)
Doch Mei Tan was niet verkrijgbaar naar het scheen
Want ze zei verbolgen tot de knecht: Loop heen!
De apteker van Yun-nan
Wordt zeer binnenkort mijn man
En mijn gunsten zijn voor hem en hem alleen
Li Fu Goan sprak met een glimlach vol venijn:
Deze apotheker krijg ik heus wel klein
Jij brengt mij, zo snel het kan
Twee, drie haren van de man
Maar het moet natuurlijk onopvallend zijn
(Zeer kleullijk oud velhaal uit Hemelse Lijk)
Omdat Li Fu Goan aan occultisme deed
Hield hij altijd een speciaal soort was gereed
Van de haren en de was
Had de mandarijn alras
In ‘t geheim een toverpoppetje gekneed
En terwijl hij zijn bezweringswoorden sprak
En diverse spelden in de waspop stak
Moest hierdoor de eigenaar
Van het toegevoegde haar
Spoedig overlijden als een weerloos wrak
(Gliezelig oud velhaal uit Hemelse Lijk)
De gevolgen waren echter onverwacht
Want men had hem haren van hemzelf gebracht
En daar hij in magisch werk
Zeer bedreven was en sterk
Stierf hij stomverwonderd nog diezelfde nacht
De apteker, door Wu Teh toen aangeklaagd
Werd door specialisten kundig ondervraagd
En beaamde luidkeels dat
Hij Li Fu Goan vergiftigd had
Daarom werd hij in de lengte doorgezaagd
(Bloedelig oud velhaal uit Hemelse Lijk)
Maar Wu Teh kon alleszins tevreden zijn
Want hij erfde alles van de mandarijn
En Mei Tan bleek na een tijd
Wel tot nachtlogies bereid
Hierbij sluiten wij bescheiden het gordijn
Nu verwacht men aan het einde van zo’n lied
Een moraal en deze is, zoals U ziet
Dat het goede wordt beloond
En de zonde niet verschoond
(Alhoewel het meestal andersom geschiedt)
(Einde van oud velhaal uit Hemelse Lijk)








Een lied over de krant in de middeleeuwen : per minstreel met tokkelinstrument die het ‘nieuws’ uit die tijd al zingend bracht. Luistert u naar Plunko de Minstreel: Een Florentijn had kaart gespeeld en is daarom gevierendeeld, maar dat bedierf toch niet de pret ; Hij speelt nu met zichzelf kwartet.


Dit is een tijd van boos gerucht
Van duivelswerk en grove klucht
Van zwarte pest en rode sneeuw
Kortom, dit is een middeleeuw
Mijn naam is Plunko, welbekend
En met mijn tokkelinstrument
Reis ik als minstreel door het land
Bij wijze van orale krant
Ons werelddeel beleeft vandaag
Naar ik verneem een Hunnenplaag
De onzen stellen zich teweer
De Hunnen winnen keer op keer
Keplinke plinke plinke pling
Vandaar dat ik mijn verzen zing
Keplonke plonke plonke plong
Met welbesnaarde tong
De winter kan hier ijzig zijn
Ik ga dan dikwijls naar het plein
Waar ik mij koester in de gloed
Die ketters branden reuze goed
Een edelvrouw had zich ontkleed
En vroeg de arts waaraan zij leed
Hij keek en sprak meedogenloos
Bijlo, aan kuisheidsgordelroos
Er is al vaak in Rotterdam
Gesidderd als de Noorman kwam
Hij is ontuchtig, wreed en slecht
En men verstaat niet wat hij zegt
Keplinke plinke plinke plinke pling
Vandaar dat ik mijn verzen zing
Keplonke plonke plonke plonke plong
Met welbesnaarde tong
Een Florentijn had kaart gespeeld
En is daarom gevierendeeld
Maar dat bedierf toch niet de pret
Hij speelt nu met zichzelf kwartet
Er is te Kortrijk, naar men zegt
Een heen-en-weerwolf neergelegd
In ‘t daag’lijks leven moet dit beest
Een veerpontschipper zijn geweest
Ik was een dagje in Rouaan
En trof zowaar Jeanne d’ Arc daar aan
Die zich niet erg beleefd gedroeg
Toen ik haar om een vuurtje vroeg
Keplinke plinke plinke plinke pling
Vandaar dat ik mijn verzen zing
Keplonke keplonke plonke plong
Met welbesnaarde tong
Keplinke plinke plonke plong
Vandaar dat ik mijn verzen zong
Keplonke plonke plinke pling
Met welbesnaarde ting!!!










Dit lied is in feite een lofzang op bier, maar je moet goed luisteren om dat te begrijpen.

Het graan staat lachend op het veld, en lokt en wiegt
Terwijl in ‘t eindeloze blauw de buizerd vliegt
Een veldmuis laat zich even zien en neemt de wijk
Straks komt de landman met zijn zeis. De oogst is rijk

En dan gaat het rijpe koren naar de brouwerij
En daar ligt het dan te gisten met wat hop erbij
Daarna laat men het bekoelen in een ondiep bad
en aldus ontstaat een schuimend gerstenat
Een schuimend wat?
Een gerstenat
Een gerste wat?
Een gerstenat
O, dat
Ja, dat
Nou, dan nemen we nog wat
Van dat schuimend gerstenat

Wat is dat buitenleven rijk aan romantiek
De hele dag maar frisse lucht en volksmuziek
En welk een heerlijk schouwspel, als de rijpe gerst
Door blote meisjesvoeten rap wordt uitgeperst

Ja, die gerst is van te voren met de hand geplukt
En men neemt alvast een proefje van het eindproduct
En al zingend gieten zij het schuimend gerstenat
Met zijn allen in een eikenhouten vat
Een eiken wat?
Een houten vat
Een houten wat?
Een houten vat
O, dat
Ja, dat
Nou, dan nemen we nog wat
Van dat schertsend uigemat

Zodra men van de boomgaard is teruggekeerd
Wordt volgens oud gebruik het vocht geconsumeerd
Daar komt de oude priester met een nieuwe krat
Hij geeft het volk zijn zegen en een zak potet … patat

Als het mooiste meisje dan, met gersteloof omkranst
Piemelnaakt de primitieve pilsner polka danst
Raakt de stemming van de tuinders min of meer verhit
en ze nemen nog een rondje gerstenit
Een rondje wit?
Een witje rond
Een rotje wind?
Een potje pint
Hallo
Jawel
Nou dan neme me no nat
Struime nerste gammenuit

O, een moederhart
Dat is een ding apart
Pas op dat je zo’n hart niet met een ander ding verwart
Een hart dat alles tart, al wordt het nog zo hard gesard
Dat is beslist een moederhart

Het hart is absoluut onmisbaar voor de bloedsomloop
En als het bloed geen omloop heeft, dan is er weinig hoop
Dus of je hart van goud is of gebroken of vervet
Je kan gewoon niet zonder en je moet derhalve met

Maar een moederhart
Dat is een ding apart
Pas op dat je zo’n hart niet met een ander ding verwart
Bevat het meer dan 70% verkropte smart
Dan is het vast een moederhart

Men kent de hartekreet en menig ander hartgebrek
En bij het eten krijg je wel eens hardgebakken spek
De een gaat op safari in het hart van Afrika
De ander is tevreden met een hart van chocola

Maar een moederhart
Dat is een ding apart
Pas op dat je zo’n hart niet met een ander ding verwart
Het antwoord op de vraag: wie krijgt de koek en wie de gard
Dat weet alleen een moederhart

Het hart is vast en zeker het veelzijdigste orgaan
Je kan er iets op hebben of je drukt er iemand aan
Dan zinkt het in je schoenen en dan haal je het weer op
En ondertussen gaat het rustig door met zijn geklop

Maar een moederhart
Dat is een ding apart
Pas op dat je zo’n hart niet met een ander ding verwart
Je ziet het aan een zilveren lepel, meestal wordt die zwart
Behalve bij een moederhart

Ja, een moederhart
Dat is een ding apart
Pas op dat je zo’n hart niet met een ander ding verwart
De armen hebben darmen en de bank heeft een milliard
Maar dat is nog geen moederhart
Wij hebben in de steden
vele narigheden
er wordt slecht gereden
kwalijk opgetreden
en te vaak gesneden
in familieleden
al die ruwe zeden
zijn funest

Het zijn de beursgrafieken
en de sales-technieken
en die rot fabrieken
die de sfeer verzieken
de belangen klieken
en de sex boutiquen
de TV komieken
en de rest

En kijk dan nu eens even
naar het buitenleven
in de groene dreven
waar nog vogels zweven
vrouwen kleding weven
bomen vruchten geven
en je schoenen kleven
van de mest

Daar draagt men Lederhosen
plukt men wilde rozen
eet men abrikozen
kan men zich verpozen
tussen argelozen
zonder dwang-neurosen
wars van bollebozen
en protest

Op deze informaties
over het een en ander
valt naar mijn opinie
zeer veel af te dingen
laat u niet bekoren
er zijn kannibalen
in de stad maar nog meer
in ‘t gewest

De leider van de nazi’s
was een plattelander
en ook Mussolini
kwam uit boeren kringen
ja de dictatoren
zijn meest provincialen
en dat is dan toch weer
niet zo best.